Hoeckse dinsdag
En als het weer niet mee zit in het Hoeckse dan wordt het tijd voor de verhalen die bestaan uit herinneringen en oude legende. Misschien zouden de meeste van de verhalen die op een dag als deze worden verhaald ook wel sprookjes worden genoemd. Met die ten verstanden dat ergens in het verhaal toch nog een lijn van waarheid loopt het balanceren op die lijn is een opgave. Maar ook al kan dit soms het best worden omschreven als jong leren. De meest fantastische verhalen worden ook nog door een volgende generatie verhaald in het Hoeckse. En al beginnen de meeste verhalen buiten het Hoeckse met er was eens een in het Hoeckse is elk begin een punt van herkenning. Zo als het verhaal van de zoon van de herbergier van Weeda die elke avond volledige belegen was door de gasten van de koets naar Parijs. Zo ook op de avond van de zesde december in het jaar 1415 toen de koets door het onderhevige weer laat in de avond arriveerde. Deze keer was anders dan alle andere avonden omdat de koets volledig was afgehuur door de heer Paradijs. Die in tegen stelling tot de meeste boeren rond Weeda wel eens een nachtje doorhaalde. En omdat het broeierige weer het slapen onmogelijk maakte was het Rouches Rees die met een lantaarn de gasten mocht verwelkomen. Waarschijnlijk een taak die was ontstaan door het lantaarn geld waardoor een vast lichtpunt buiten extra belasting koste. En die twee extra stuiver konden ook worden uitgegeven aan een dienster. Die bij nacht en ontij de gasten verwelkomde in de herberg ook Rouches verdiende zijn geld op deze manier. In het Weeda van die tijd was Rouches een gelukskind want wie zit er zo dicht op het nieuwste verhaal uit Amsterdam of Parijs. Een buitenkans in het Hoeckse waar de meeste hun stuivers probeerde te verdienen door het land te bewerken.